De jaren 60 stond in het teken van verandering. Na de Tweede Wereldoorlog moest er veel hersteld worden binnen de maatschappij. Een van deze veranderingen was de mogelijkheid voor kinderen om zich te ontwikkelen door middel van het onderwijs. Nederland was in vergelijking met andere landen zeer ouderwets op het gebied van lesgeven. Bijvoorbeeld in Amerika daar volgde in begin jaren vijftig, 15 procent van de jongeren een academische studie. In Nederland was dit echter maar 3 procent. Ook stonden de scholen toen nog veel in het teken van diverse religies, in de jaren 50 waren de meest voorkomende scholen katholiek of protestants.
Opleiding tot leraar
In 1968 trad de Mammoetwet in werking, hierdoor veranderde de regelgeving van het voorgezet onderwijs. Dit had bovendien effect op de lerarenopleiding, hierdoor veranderde de vorm en inhoud van opleiding tot leraar. Eerst was dit ingericht door middel van een akte-systeem de mo-A en de mo-B systeem. In 1973 werd de nieuwe lerarenopleidingen (nlo’s) opgericht met een duidelijke boodschap om meer aandacht te geven aan didactiek en pedagogiek. De lerarenopleidingen leidden tot een tweedegraads (hoofdvak) en derdegraads (bijvak) bevoegdheid. Vanaf 1986 maken de pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen deel uit van het hbo, vaak als onderdeel van hogescholen. Daarnaast wordt er steeds meer gebruik gemaakt van outplacement onderwijs.
Diverse schooltypes
Overstappen van het ene onderwijs naar het andere was bijna onmogelijk. Dit kwam doordat er verschillende schooltypes waren die totaal niet op elkaar aansloten. Er was sprake van veel verouderde schooltypes zoals de ambachtsschool, de huishoudschool, de mms, de ulo en de hbs. Een ander hekelpunt was het selectiesysteem hierdoor werden jongeren vaak niet goed aan een juist niveau toegekend, hierdoor zou een intelligent kind van een armer milieu vaak niet aan een hoger schooltype gekoppeld worden. Deze invloed was uiteindelijk terug te zien op het gemiddelde nationale niveau van Nederland. Hierdoor kwam er steeds meer aandacht voor het verbeteren van het onderwijs. Momenteel kennen wij diverse schooltypes het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (atheneum en gymnasium), algemeen vormend onderwijs (mavo & havo) en het beroepsonderwijs. Een goed aansluitend selectiesysteem werd ook toegepast op de diverse schooltypes, zo werd het overstappen van deze schooltypes een stuk gemakkelijker.